Voorziening
Achterhaven 148
3024 RC Rotterdam

VOC Zeemagazijn

Achterhaven 148 3024 RC Rotterdam Nederland Nederland

Het zogenaamde VOC-pand herinnert aan het roemrijke verleden van Delfshaven. In Delft had de Verenigde Oost-Indische Compagnie het administratiekantoor, het veilinglokaal en de pakhuizen voor de opslag van goederen.

In Delfshaven was een werf en tussen 1669 en 1676 werd op de fundamenten van een aantal oude loodsen een zeemagazijn gebouwd. 

Het stenen pakhuis van drie verdiepingen brandde in 1746 volledig af. Op de restanten van de oude bouwmuren werd het gebouw met de oorspronkelijke gevelindeling herbouwd. Alleen de oorspronkelijke gevelverfraaiingen kwamen niet terug.

Na opheffing van de VOC in 1795 kwam het gebouw in handen van het rijk. Het pand was vanaf eind negentiende eeuw in gebruik door de AKZO als sodafabriek. Na sluiting van de chemische fabriek eind jaren negentig stond het enkele jaren leeg en was er opnieuw een brand.

Van het rijksmonument resteerde inmiddels niet meer dan een ruw, ruïneus casco met een interieur van afgebikte bakstenen wanden en ruwe houtconstructies. Worm, podium voor avant-gardemuziek en -film kreeg het gebouw tijdelijk ter beschikking in afwachting van definitieve herbestemming.

Het VOC-gebouw wordt het middelpunt van het nieuwbouwproject Stadtwerf. In totaal 50 appartementen en 49 eengezinswoningen worden aan weerszijden aan de kade en rond een binnenhof aan de achterzijde gebouwd. Onder de nieuwbouw komt een parkeergarage.

In het gebouw zijn een podium, een café en een winkel ondergebracht. In samenwerking met 2012 Architecten werd een strategie bedacht met semi-permanente, verplaatsbare interieurelementen en bouwkundige ingrepen die het rijksmonument niet aantasten. In principe kunnen veel door verschillende kunstenaars vormgegeven interieurelementen mettertijd verplaatst worden naar een nieuwe locatie. In het interieur zijn allerlei restmaterialen en afvalproducten hergebruikt, het specialisme van 2012 Architecten.

Aan de buitenzijde verraadt alleen de nieuwe entree, bestaande uit een drie meter hoge ventilatieschacht, iets van het bijzondere interieur. De teakhouten tourniquet werd in de achtertuin van een sloopkantoor gevonden. Gerecyclede luchtbehandelingkanalen zijn door de bestaande openingen in het gebouw gevlochten en vormen de basis voor kabelgoten, waterleiding en riolering. Bij de entree wordt ook verse lucht het gebouw binnen geleid.

Op de begane grond ligt als meest openbare ruimte de muziekwinkel. Pièce de resistance in deze ruimte is het sierlijke audiozitmeubel van autobanden, waar men relaxed onderuitgezakt in het rubber naar muziek kan luisteren. De cd's zitten opgeborgen in een carrousel in een vrachtwagenband. De toiletten bestaan uit vloeistoftanks. Verder is hier de biometrische barman, een installatie die aan de hand van hersengolven en bloeddruk vaststelt welke versnapering een bezoeker, gezeten in een oude schietstoel, nodig heeft. In een zijbeuk liggen de kantoren met een aparte entree.

Op de eerste etage liggen een bar, de grote zaal en de filmzaal. Bij de bar is voor elk onderdeel een eigen vorm gemaakt uit sloophout. Voor de filmzaal werden comfortabele zitplaatsen gevonden in de vorm van autostoelen uit oude Opels.

Alle toevoegingen zijn losgehouden van het gebouw. De extra geluidsisolerende wanden achter de gevel zijn schuin geplaatst tegen een eikenhouten balk en gebruiken zo de zwaartekracht in plaats van schroeven en spijkers, want er mocht letterlijk geen spijker de muur in. Er is ook gewerkt met lijmklemmen. De vloer bestaat uit vier lagen systeemplafonds uit de KPN-toren aan de Binnenrotte met een afdeklaag van tentoonstellingspanelen uit het NAi. Op de bouwvallige hoofdtrap is een extra metalen trap aangebracht; het trappenhuis is afgewerkt met stukken van bouwborden. Door uitsparingen zijn de oude wand en krassen en krijttekeningen uit de VOC-tijd te zien.